Kerst

“Waar is Lucy!!!” Mijn dochter komt zowat krijsend de trap afgedenderd en mijn hart slaat een slag over. Ik draai me geschrokken om. Twee angstige en bezorgde ogen kijken me hoopvol aan. Leuk dat Wiesje een slang als huisdier wilde, maar dan moet hij wel in zijn terrarium blijven. De cd met kerstliedjes staat al aan voor de gasten die ik dadelijk verwacht, maar ineens ergert de vrolijke muziek me. Hoe kan dat beest ontsnapt zijn? Maar belangrijker: waar is-ie nu?

Ik veeg mijn handen vol koekjesdeeg af aan de natte theedoek. “Ik weet het niet, lieverd, dan moeten we nu allebei gaan zoeken”, zeg ik gehaast. Mijn dochter lijkt te zijn vergeten hoe ik gruwel van haar Lucy. Samen lopen we terug naar haar slaapkamer en net als ik met het matras omhoog sta, belt mijn man. Hijgend en worstelend neem ik op, maar hij hoort het niet eens. Hij begint stoïcijns te blaten over zijn auto. “Wat?”, roep ik uit, “je staat met pech? Nou…ja, okee, succes. Bel de ANWB maar gauw. Ik moet door, de koekjes branden aan!”. Vlug druk ik op het rode hoorntje. Laat hem maar niet horen dat die slang hier in huis ronddwaalt. De oven piept. Voorverwarmd. Wiesje heeft alle troep onder haar bed vandaan getrokken en het uitgestald over de vloer. “Ik zie hem niet”, piept ze. Ik laat het matras zakken. De slang lijkt niet in de slaapkamer te zijn. Waar dan? Ik moet even nadenken en loop naar beneden. Ik open de tuindeur en zet mijn pantoffel in een knisperend laagje sneeuw. Het is heel koud, maar de frisse lucht helpt. Ik voel dat het zweet op mijn voorhoofd staat. Hoe pakken we dit aan zonder dat iemand het verder in de gaten krijgt? Mijn oog valt op het lichtgevende kerststalletje dat in mijn tuin staat. Tussen de twee ezels zie ik … jawel … “Lucy!!” brul ik. De slang schrikt van mijn plotselinge geschreeuw en zet het op een glibberen. Hij schiet als een haas tussen de struiken en verdwijnt uit mijn zicht richting de overwoekerde tuin van de buren. De schemering valt in. Ik kan hem onmogelijk meer volgen. Mijn dochter staat nu achter me in de deuropening. “Heb je haar?” vraagt ze nieuwsgierig en opgelucht.

Verliefd op een zeemeermin

Simone loopt net de trap op om naar bed te gaan, als de voordeurbel gaat. Zuchtend draait ze zich om. Voor de deur staat kabouter Pen. “Vlug, Simone, wil je meekomen?” smeekt de kabouter haar. “Er is een probleem in ons dorp!” Simone grijpt haar winterjas van de kapstok en rent achter de kabouter aan naar de rand van het bos. Ondanks de inspanning rilt ze van de kou en haar adem is zichtbaar in de lucht als een wolkje condens. Gelukkig is het kabouterdorp niet ver meer lopen. “Vertel me nou wat er is!”, roept Simone geërgerd uit. Alle kabouters zitten bij elkaar rond een kampvuurtje. Simone gaat op haar knieën zitten. Dat doet ze altijd als ze hier is, anders ziet en hoort ze haar kleine vriendjes bijna niet. Normaal zijn ze blij haar te zien, maar nu is de sfeer bedroefd en dat maakt Simone bezorgd. De hoofdkabouter schraapt zijn keel. “Goed, vertel haar de waarheid, Kabouter Zoepie”, commandeert hij naar een soortgenoot. Zoepie staat op en zucht. “Simone, het spijt me. Ik ben verliefd geworden op een zeemeermin. Ik ontmoette haar toen ik weggelopen was van huis. Ik had vorige week zo’n ruzie hier en was boos. Bij het meer zat ik na te denken en toen kwam zij ineens aan. Het was…het was gewoon liefde op het eerste gezicht”. Zoepie haalt diep adem. “Ik heb besloten dat ik met haar wil samenwonen, maar ze zeggen dat dat niet mag”. Hij wijst om zich heen. Een dikke traan rolt over zijn kleine wangetje. Simone weet dat beslissingen in het kabouterdorp altijd alleen worden genomen als alle kabouters erachter staan. Als dat niet het geval is, roepen ze haar. Simone glimlacht en laat Zoepie op haar hand klimmen. Ze brengt hem dicht bij haar gezicht en spreekt hem zachtjes toe. Ze is blij dat hij verliefd is, maar samenwonen met een zeemeermin kan natuurlijk niet. Zij woont in de zee, hij woont in het bos. Dat Zoepies verhaal niet klopt, omdat zeemeerminnen niet bestaan, houdt ze wijselijk voor zich. Zoepie heeft een luisterend oor nodig, iemand van buitenaf die hem vertelt wat het beste is om te doen. Simone adviseert hem om elke week even te gaan kijken bij het meer. Hij kan daar gerust een paar uur gaan zitten. Schrijfblok mee en dromen opschrijven. Wie weet komt de zeemeermin dan elke week wel even een praatje met hem maken. Dat is toch ook een mooie relatie? En hij houdt van schrijven, deze creatieve, dromerige Zoepie. Zijn droomwereld komt wel vaker iets te dichtbij. De andere kabouters weten zich dan geen raad, maar daar is Simone voor. Mensen staan veel steviger met beide benen op de grond, dan kabouters dat doen. Zoepie lacht opgelucht. De hoofdkabouter knipoogt dankbaar naar Simone. Simone staat op en loopt door het donker terug naar huis. Ze is moe.